De modem reageert met de resultaatcode OK, wat betekent dat de opdracht is begrepen en kan worden uitgevoerd, of met ERROR, wat betekent dat de modem de opdracht niet begrijpt of dat de opdracht ongeldig is.
De modem dient zich in de opdrachtmodus te bevinden wanneer een andere opdracht dan de on line afbreekreeks wordt ingevoerd. Opdrachten die worden ingevoerd wanneer de modem in on line modus is, worden als gegevens behandeld en worden als zodanig naar de modem aan de andere kant van de lijn verzonden.
Een aantal opdrachten wordt in samenwerking met S-registers. gebruikt.
Plaats een pauze voor en na de afbreekreeks om een misinterpretatie van de afbreekreeks als gegevens te voorkomen. Gebruik S-register S12 om de duur van de pauze in te stellen.
A/ Laatste opdracht herhalen
Met de opdracht A/ zorgt u ervoor dat de modem de laatste opdrachtreeks herhaalt. De opdracht wordt meteen na het typen van de / uitgevoerd. Deze opdracht wordt niet voorafgegaan door het opdrachtvoorvoegsel AT. Ook het gebruik van de toets Enter is niet nodig.
Als het handshakeproces met succes verloopt en een verbinding tot stand wordt gebracht, wordt het normale bericht CONNECT weergegeven. Als binnen de tijd die in S-register S7 is aangegeven, geen draaggolfsignaal wordt gevonden, wordt de resultaatcode NO CARRIER weergegeven.
B0
|
Gebruik ITU V.22 met 1200bps. Met B0 selecteert u ITU V.22 met 1200bps en ITU V.21 met 300bps.
|
B1
|
Gebruik Bell 212A met 1200bps. Met B1 selecteert u Bell 212A met 1200bps en Bell 103J met 300bps.
|
B2
|
Deselecteer V.23-terugvoerkanaal.
|
B3
|
Selecteer V.23-terugvoerkanaal.
|
B15
|
Hiermee selecteert u V.21 wanneer de modem een snelheid van 300 bps heeft (hetzelfde als B0).
|
B16
|
Hiermee selecteert u Bell103J wanneer de modem een snelheid van 300 bps heeft (hetzelfde als B1).
|
C0 | Draaggolf verzenden altijd uitgeschakeld (wordt niet ondersteund).
|
C1 | Normaal overschakelen draaggolf verzenden.
|
De opdracht Kiezen kan zowel voor kiezen met puls als met toon worden gebruikt. De kiescijfers/tekens zijn 0 - 9 A B C D # *. De letters A B C D en de tekens # en * staan voor specifieke toonparen en kunnen alleen bij toonkiezen worden gebruikt. Deze letters en tekens worden bij pulskiezen genegeerd. In een aantal landen is het gebruikt van een aantal van deze tekens aan beperkingen onderhevig of verboden.
Kiesopties
Kiesopties worden alleen door de modem herkend als deze een deel uitmaken van de kiesreeks die op de opdracht ATD volgt. Mogelijke kiesopties zijn:
L Kies laatste nummer opnieuw
Als dit teken als eerste teken na ATD wordt gebruikt, wordt hiermee het laatst gekozen nummer opnieuw gekozen. Zo niet, dan wordt L genegeerd.
P Pulskiezen
De optie P wordt bij de opdracht Kiezen gebruikt om de modem te instrueren het op de optie volgende nummer met puls te kiezen.
S=n Kies een opgeslagen telefoonnummer
Met de optie S wordt de modem geïnstrueerd een nummer te bellen dat eerder is opgeslagen met de opdracht AT&Zn=x. De opdracht waarmee een opgeslagen telefoonnummer wordt gekozen, is ATDS=n, waarbij n staat voor opslaglocatie 0 of 1 voor telefoonnummers. Met ATD P S=1 wordt bijvoorbeeld het telefoonnummer dat op opslaglocatie 1 is neergezet met puls gekozen.
, Wacht met de verwerking van het volgende teken
Wanneer de komma-optie (,) na de ATD-opdracht in de kiesreeks wordt opgenomen, voegt de modem een pauze in voordat het volgende teken in de kiesreeks wordt verwerkt. De duur van deze pauze wordt bepaald door de inhoud van S-register S8.
De optie komma wordt vaak ingevoegd na het cijfer (meestal 9) dat wordt gebruikt om vanaf een bedrijfscentrale een buitenlijn te kiezen. Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat de kiestoon aanwezig is voordat de modem het telefoonnummer kiest. U kunt ook de optie W gebruiken in plaats van de komma.
In een aantal landen worden beperkingen gesteld aan de lengte van de wachttijden die de modem tijdens het kiezen mag invoegen.
T Toonkiezen
De optie T wordt met de opdracht Kiezen gebruikt om de modem te vertellen dat het nummer dat volgt met de toonkiesmethode dient te worden gekozen. Zie ook de opdracht ATT.
W Wacht op tweede kiestoon
Met de optie W vertelt u de modem op een kiestoon te wachten voordat de resterende tekens in de kiesreeks worden verwerkt.
! Ophangsignaal
De optie ! dient als wisselsignaal (of ophangsignaal). Dit zorgt ervoor dat de modem ongeveer een halve seconde lang wordt opgehangen en dan weer wordt opgenomen (de feitelijke duur van het ophangsignaal varieert van land tot land).
@ Op stil antwoord wachten
De optie @ in een kiesreeks geeft de modem de instructie na het kiezen van het nummer op vijf seconden stilte te wachten. Als er geen stilte komt, stuurt de modem een resultaatcode NO ANSWER naar de gebruiker.
; Na kiezen terugkeren naar opdrachtmodus
De kiesoptie puntkomma (;) kan alleen aan het einde van de opdrachtregel worden gebruikt, onmiddellijk voorafgaand aan de Enter. U geeft de modem hiermee de instructie onmiddellijk na het kiezen naar de opdrachtmodus terug te keren, zonder de verbinding met de andere modem te verbreken.
^ Zenden gegevensoproeptoon uitschakelen
Met de optie ^ in een kiesreeks schakelt u de gegevensoproeptoon uit voor het huidige gesprek (de gesprekstoon wordt in veel landen automatisch ingeschakeld). Deze optie is niet in alle landen beschikbaar.
$ Credit card-toon detecteren
Als de optie $ in een kiestoon wordt gebruikt, betekent dit dat de modem de instructie krijgt op het "bong-signaal" van een credit card te wachten voordat de resterende tekens in de kiesreeks worden verwerkt.
De opdracht ATEn, waarbij n voor 0 of 1 staat, bepaalt of de opdrachten die u in de opdrachtmodus via het toetsenbord n naar de modem stuurt, op het beeldscherm van de computer worden weergegeven (geëchood).
E0 | Echo naar de computer uitschakelen.
|
E1 | Echo naar de computer inschakelen (standaardwaarde).
|
Met de opdracht ATHn hangt u de modem op of maakt u de modem klaar voor kiezen.
ATH0 | Hiermee zorgt u ervoor dat de modem wordt opgehangen (standaardwaarde).
|
ATH1 | Hiermee zorgt u ervoor dat de modem actief wordt (deze opdracht is in een aantal landen niet zonder meer toegestaan).
|
De opdracht ATI heeft verscheidene opties, die worden gebruikt om de modem de instructie te geven specifieke informatie over zichzelf te verstrekken.
I0
|
Hiermee geeft u de firmwarerevisie van de modemcontroller weer (hetzelfde als I3).
|
I1 | Hiermee wordt het ROM-controletotaal berekend. Dit wordt weergegeven op de DTE (bijvoorbeeld 12AB).
|
I2 | Hiermee wordt een ROM-controle uitgevoerd en wordt het controletotaal berekend en geverifieerd. Als resultaat wordt OK of ERROR weergegeven.
|
I3 | Hiermee wordt informatie over de firmwarerevisie van de modem weergegeven.
|
I12 | Hiermee wordt de landcode weergegeven (bijvoorbeeld Noord-Amerika).
|
De opdracht ATLn, waarbij n voor 1, 2 of 3 staat, wordt hier alleen vanwege de compatibiliteit met eerdere versies vermeld. Het volume van de monitorspeaker wordt door de computer aangestuurd, niet door de modem.
Met de opdracht ATMn, waarbij n voor 0,1, 2 of 3 kan staan, wordt het verzenden van geluidssignalen van de modem naar de computerspeaker in- of uitgeschakeld. (Als u geluid wilt, dient daarnaast de computerspeaker te zijn ingeschakeld.)
M0
|
Speaker altijd uitgeschakeld.
|
M1
|
Speaker ingeschakeld tot gegevensdrager wordt gedetecteerd.
|
M2
|
Speaker altijd ingeschakeld als de modem aan het bellen is.
|
M3
|
Speaker uitgeschakeld terwijl er cijfers worden gekozen, vervolgens aan tot de gegevensdrager wordt gedetecteerd.
|
Met de opdracht ATNn, waarbij n voor 0 of 1 staat, wordt bepaald of de verzendende modem een overeengekomen handshake uitvoert indien de snelheid van de antwoordende modem afwijkt van die van de zendende modem.
N0 | De handshake vindt tijdens het bellen of beantwoorden alleen plaats aan de hand van de communicatiestandaard die is aangegeven door de inhoud van S-register S37 en de geselecteerde ATBn-opdracht.
|
N1
|
De handshake vindt tijdens het bellen of beantwoorden alleen plaats aan de hand van de communicatiestandaard die is aangegeven door de inhoud van S-register S37 en de geselecteerde ATBn-opdracht. Gedurende de handshake kan zo nodig naar een lagere snelheid worden overgegaan (standaardwaarde).
|
Als de modem in de opdrachtmodus staat, kunt u de opdracht ATO0 gebruiken om deze weer on de on line modus te brengen met de bestaande verbinding.
O0
|
Hiermee instrueert u de modem de on line opdrachtmodus te verlaten en terug te keren naar de gegevensmodus (zie de +++ -onderbrekingsreeks onder Speciale opdrachten).
|
O1
|
Met deze instelling stuurt u een filteropdracht voordat de modem naar de on line gegevensmodus terugkeert.
|
O2
|
Met deze instelling geeft u een opdracht voor het onderhandelen over een verbindingssnelheid voordat de modem naar de on line gegevensmodus terugkeert.
|
Met de opdracht ATP geeft u de modem de instructie pulskiezen (met een draaischijf) te kiezen. Deze modus blijft voor alle kiesprocedures van kracht tot er een ATT-opdracht wordt gegeven of tot de kiesreeks een kiesoptie T bevat.
Met de instelling van de opdracht ATQn, waarbij n voor 0 of 1 staat, wordt bepaald of er resultaatcodes (zoals OK, CONNECT, RING, NO CARRIER en ERROR) op het beeldscherm van uw PC worden weergegeven.
Q0
|
Weergeven van resultaatcodes ingeschakeld.
|
Q1
|
Weergave van resultaatcodes uitgeschakeld.
|
Zie Speciale opdrachten.
Met de opdracht ATT geeft u de modem de opdracht toonkiezen te gebruiken. Deze modus blijft voor alle kiesprocedures van kracht tot er een ATP-opdracht wordt gegeven of tot de kiesreeks de kiesoptie P bevat. Toonkiezen is de standaardinstelling van de fabriek.
Met de opdracht ATVn, waarbij n voor 0 of 1 staat, wordt bepaald of resultaatcodes als numerieke codes (korte vorm) of woorden (lange vorm) worden weergegeven. Numerieke resultaatcodes bestaan uit niet meer dan één of twee cijfers. Deze vorm kan bijvoorbeeld worden gebruikt wanneer de modem door een terminal-emulatieprogramma wordt aangestuurd waarin scriptbestanden worden gebruikt. Zie de lijst aan het begin van dit onderwerp voor de lange en korte vormen van de resultaatcodes.
Typ de opdracht ATV of ATV0 om numerieke resultaatcodes te selecteren. De modem wordt in de fabriek standaard ingesteld om de resultaatcodes als woorden weer te geven (ATV1). De opdracht ATV1 wordt alleen gegeven om de fabriekswaarde opnieuw in te stellen nadat er een wijzing is aangebracht of om de lange vorm (woorden) van de resultaatcodes te selecteren. Codes met een numerieke waarde van 40 of hoger zijn berichten uit het onderhandelingsproces (uitgebreide resultaatcodes).
Bij het genereren en weergeven van resultaatcodes zijn nog vier andere AT-opdrachten, twee kiesopties en een S-register betrokken. Dit zijn de opdrachten ATQn, ATVn, ATWn en ATXn, de kiesopties ATDW en ATD@ en S-register S95.
De opdracht ATWn, waarbij de n voor 0, 1 of 2 staat, wordt samen met S-register 95 gebruikt om te bepalen hoe de subset van de resultaatcodes die meestal als berichten over de onderhandelingsvoortgang of uitgebreide resultaatcodes wordt aangeduid, gebruikt gaat worden om het verbindingstype, het protocol en andere communicatietechnieken te rapporteren die uit de handshake en de daarop volgende onderhandeling zijn voortgekomen.
De volgende opties zijn beschikbaar om als n te dienen in de opdracht ATWn:
W0
|
CONNECT-resultaatcode rapporteert de snelheid van de DTE. Als S-register S95=0, wordt de weergave van alle uitgebreide resultaatcodes uitgeschakeld.
|
W1
|
CONNECT-resultaatcode rapporteert de snelheid van de DTE. Als S-register S95=0, wordt alleen de weergave van de uitgebreide CARRIER- en PROTOCOL-resultaatcodes ingeschakeld.
|
W2
|
CONNECT-resultaatcode rapporteert de DCE-snelheid (van modem tot modem). Als S-register S95=0, wordt de weergave van alle uitgebreide resultaatcodes uitgeschakeld.
|
Met de opdracht ATXn, waarbij n voor 1-4 staat, wordt bepaald hoe de modem op kiestoon- en bezetsignalen reageert en hoe CONNECT-resultaatcodes worden weergegeven. U kunt met de opdracht ATXn de volgende opties opgeven:
X0
|
Resultaatcodes 0-4 ingeschakeld. Detecteren van bezettoon en kiestoon uitgeschakeld.
|
X1
|
Resultaatcodes 0-5 en10 ingeschakeld. Detecteren van bezettoon en kiestoon uitgeschakeld.
|
X2
|
Resultaatcodes 0-6 en10 ingeschakeld. Detecteren bezettoon uitgeschakeld en detecteren kiestoon ingeschakeld.
|
X3
|
Resultaatcodes 0-5, 7 en 10 ingeschakeld. Detecteren bezettoon ingeschakeld en detecteren kiestoon uitgeschakeld,
|
X4
|
Resultaatcodes 0-7 en10 ingeschakeld. Detecteren van bezettoon en kiestoon ingeschakeld.
|
![]() |
Waarschuwing: in een aantal landen is het uitschakelen van de detectie van bezettoon of kiestoon niet toegestaan. |
Met de opdracht ATYn, waarbij n voor 0 of 1 staat, wordt bepaald of de modem de verbinding verbreekt wanneer deze tijdens een V.22bis-verbinding het signaal voor een lange pauze (1,6 seconde) ontvangt.
Y0
|
Hiermee wordt de mogelijkheid voor het verbreken van de verbinding bij lange pauzes (ondersteund vanwege de compatibiliteit met eerdere versies) uitgeschakeld.
|
Y1
|
Hiermee wordt de mogelijkheid voor het verbreken van de verbinding bij lange pauzes ingeschakeld (niet ondersteund).
|
Met de opdracht ATZn, waarbij n voor 0 staat, worden eventuele oproepen die aan de gang zijn, verbroken en wordt het configuratieprofiel dat zich in het permanente geheugen bevindt, als het actieve configuratieprofiel geladen.
Z0
|
Hiermee wordt de verbinding verbroken en wordt het profiel in opslaglocatie 0 als het actieve configuratieprofiel geladen.
|
De Xircom-modem filtert altijd voortdurend ruis weg. Deze functie kan niet worden uitgeschakeld.
&B0
|
Hiermee wordt de automatische filtermogelijkheid van V.32 uitgeschakeld (niet ondersteund).
|
&B1
|
Hiermee wordt de automatische filtermogelijkheid van V.32 ingeschakeld (alleen ondersteund voor compatibiliteit met eerdere versies.
|
Via de opdracht AT&Cn, waarbij n voor 0 of 1 staat, wordt de methode geselecteerd waarmee de modem het draaggolfdetectiesignaal afhandelt.
&C0
|
Het draaggolfdetectiesignaal wordt geforceerd aangezet, ongeacht de toestand van de draaggolf van de externe modem.
|
&C1
|
De toestand van de draaggolf van de externe modem wordt bewaakt. Het DCD-signaal van de lokale modem staat aan wanneer het draaggolfsignaal van de externe modem wordt gedetecteerd en uit wanneer dit niet zo is (standaardwaarde).
|
De opdracht AT&Dn, waarbij n voor 0-3 staat, bepaalt hoe het DTR-signaal door de modem wordt gebruikt.
&D0
|
Negeer het DTR-signaal van de computer en behandel dit alsof het altijd aan staat.
|
&D1
|
Bewaakt de DTR. Wanneer zich in het DTR-signaal een overgang van ON naar OFF voordoet, naar de opdrachtmodus overschakelen, een resultaatcode OK geven en verbonden blijven.
|
&D2
|
Bewaak de DTR. Wanneer zich in het DTR-signaal een overgang van ON naar OFF voordoet, de lijn ophangen en naar de opdrachtmodus overschakelen.
|
&D3
|
Bewaak de DTR. Wanneer zich in het DTR-signaal een overgang van ON naar OFF voordoet, ophangen, de modem opnieuw instellen en overschakelen naar de initialisatiemodus.
|
Met de opdracht AT&F worden de standaardinstellingen van de fabriek uit het ROM naar het actieve configuratieprofiel geladen. De parameters die in dit profiel waren opgeslagen, worden vervangen. Deze opdracht dient op zichzelf staand te worden gebruikt. Als deze opdracht met een andere AT-opdracht wordt gebruikt, wordt de opdracht F genegeerd.
&F0
|
Haal de fabrieksinstellingen terug als actieve configuratie.
|
&F5
|
Haal de juiste fabrieksinstellingen voor de ETC-modus terug als actieve configuratie. Met deze opdracht wordt ETC-werking ingeschakeld. Dit wordt bij detectie van een mobiele telefoon automatisch ingesteld. Met &F5 worden de volgende opties ingesteld:
|
Functie
|
MTC-implementatie
|
Alleen LAPM-foutcorrectie
|
\N4
|
Vast transmissieniveau per mobiele telefoon
|
S92
|
Op draaggolf wachten = 90 sec
|
S7=90
|
Vertraging tussen detecteren/kwijtraken draaggolf = 10 sec
|
S10=100
|
Automatisch overschakelen naar hogere/lagere snelheid ingeschakeld
|
N.v.t.
|
Opstarten met 9600bps
|
S40=2
|
Deze optie is alleen voor internationaal gebruik. De optie wordt in Noord-Amerika niet gebruikt. Met de opdracht AT&Gn wordt bepaald of er in de antwoordmodus een beveiligingstoon wordt verzonden, en zo ja, welke (transmissie in de hoge band). De waarde van n kan 0, 1of 2 zijn. Deze parameter wordt voor de meeste landen waarin dit vereist is, automatisch ingesteld.
&G0
|
Geen beveiligingstoon ingesteld.
|
&G1
|
RTS/CTS-stroombesturing inschakelen (standaardwaarde).
|
&G2
|
Beveiligingstoon van 1800-Hz ingesteld.
|
&J0
|
Hulprelais wordt nooit gesloten.
|
&J1
|
Niet ondersteund (levert ERROR-melding op).
|
Met de opdracht AT&Kn, waarbij n voor 0-4 staat, wordt bepaald hoe de stroombesturing tussen de computer en de lokale modem wordt afgehandeld.
&K0
|
Lokale stroombesturing uitschakelen.
|
&K3
|
RTS/CTS-stroombesturing inschakelen (standaardwaarde).
|
&K4
|
XON/XOFF-stroombesturing inschakelen.
|
Met de opdracht AT&Mn, waarbij n gelijk is aan 0-4, wordt bepaald hoe de stroombesturing tussen de computer en de lokale modem wordt afgehandeld.
&M0
|
Asynchrone modus (standaardmodus; alleen bijgeleverd voor compatibiliteit met oudere versies).
|
Met de opdracht AT&Pn, waarbij n voor 0, 1 of 2 staat, wordt de verhouding bepaald tussen de "opnemen" (make)-interval en de "verbreken" (break)-interval die bij pulskiezen door de modem wordt gebruikt.
&P0
|
Hiermee wordt een make/break-verhouding van 39:61 gekozen bij 10 pps (standaardwaarde - V.S.).
|
&P1
|
Hiermee wordt een make/break-verhouding van 33:67 gekozen bij 10 pps (standaardwaarde - Japan).
|
&P2
|
Hiermee wordt een make/break-verhouding van 33:67gekozen bij 20 pps (optie - Japan).
|
&Q0
|
Asynchrone modus met buffer (hetzelfde als \N0).
|
&Q5
|
Foutbeheersingsmodus met buffer (standaardwaarde; hetzelfde als \N3).
|
&Q6
|
Asynchrone modus met buffer (hetzelfde als \N0).
|
Met de opdracht AT&Sn worden de functies van de DSR-circuits van de modem aangestuurd.
&S0
|
Het DSR-signaal blijft aan staan zolang de modem aan staat (standaardwaarde).
|
&S1
|
Het DSR-signaal staat aan tijdens de handshake en staat uit als de draaggolf wegvalt.
|
Met de optie AT&Tn kan de gebruiker de modem aan diagnostische tests onderwerpen.
&T0
|
Afbreken. Hiermee wordt een lopende tekst stopgezet.
|
&T1
|
Lokale analoge lus. Met deze test wordt de werking van de modem en die van de verbinding tussen de modem en de computer gecontroleerd. De modem dient off line te zijn als u deze test uitvoert.
|
&T3
|
Test met lokale digitale kringloop.
|
&T6
|
Test met externe digitale kringloop. Met deze test kan de integriteit van de lokale modem, de communicatieverbinding en de externe modem worden getest. De modems dienen bij het uitvoeren van deze test on line te zijn en de foutcontrole dient uitgeschakeld te zijn.
|
Met de opdracht AT&V geeft u de inhoud van het actieve configuratieprofiel weer.
Met de opdracht AT&Wn, waarbij de n voor 0 staat, kunt u een kopie van het huidige actieve configuratieprofiel in het permanente geheugen opslaan. U kunt dit profiel vervolgens op elk gewenst tijdstip herstellen door de opdracht ATZ uit te voeren, of door de modem opnieuw in te stellen door deze aan te zetten.
Deze opdracht is opgenomen voor compatibiliteit met toepassingen waarin de opdracht &Y0 wordt gebruikt. De opdracht is niet van invloed op het gedrag van de modem.
&Y0
|
Bij het opstarten opgeslagen profiel 0 selecteren.
|
&Y1
|
Wordt niet ondersteund. U krijgt de melding ERROR te zien.
|
De opdracht AT&Zn=x wordt gebruikt om een telefoonnummer op te slaan dat u later met de opdracht ATDS=n (opgeslagen nummer kiezen) wilt bellen. In deze opdracht staat n voor 0 of 1, getallen die twee opslaglocaties vertegenwoordigen, en is x het gekozen nummer. De kiesreeks mag maximaal 40 tekens lang zijn.
Met de opdracht AT\Gn wordt bepaald of de XON/XOFF-stroombesturing wordt gebruikt.
\G0
|
Retourneert OK voor compatibiliteit (standaardwaarde).
|
\G1
|
Wordt niet ondersteund. Gebruik heeft de melding ERROR tot resultaat.
|
\J0
|
Functie uitzetten (standaardwaarde).
|
\J1
|
Functie inschakelen.
|
Met de opdracht AT\Kn wordt bepaald hoe de modem een afbreeksignaal verwerkt dat tijdens een verbinding (on line) van de lokale DTE wordt ontvangen.
\K5
|
De modem stuurt een afbreeksignaal naar de externe modem in de reeks met de verzonden gegevens. Niet-destructief/niet-versneld (standaardwaarde).
|
Met de opdracht AT\Nn wordt het soort foutcorrectie ingesteld dat de modus bij het verzenden of ontvangen van gegevens ondersteunt.
\N0
|
Modus met buffer. Geen foutbesturing (hetzelfde als &Q6).
|
\N1
|
Modus met buffer (hetzelfde als \N0).
|
\N2
|
LAPM-modus, MNP-modus of niet-verbonden modus. Dit is ook bekend als de betrouwbare modus.
|
\N3
|
LAPM, MNP of met buffer (standaardwaarde). De modem probeert een verbinding te maken in de LAPM-foutbeheersingsmodus. Als dit mislukt, probeert de modem het in de MNP-modus. Als ook dit mislukt, probeert de modem een verbinding in de buffermodus tot stand te brengen en wordt de bewerking voortgezet. Dit is ook wel bekend als de automatisch betrouwbare V.42-modus (hetzelfde als &Q5).
|
\N4
|
LAPM of verbinding verbreken. De modem probeert een verbinding te maken in de LAPM-foutbeheersingsmodus. Als dit mislukt, wordt de verbinding verbroken.
|
\N5 | Modus MNP of verbinding verbreken. De modem probeert een verbinding te maken met MNP 2-4-foutbeheersingsprocedures. Als dit mislukt, verbreekt de modem de verbinding. Dit is ook bekend als de betrouwbare MNP-modus.
|
Met de opdracht AT\Qn wordt het type stroombesturing ingesteld dat op de seriële poort wordt gebruikt om voor verschillen in modemsnelheid te compenseren.
\Q0
|
Hiermee wordt stroombesturing uitgeschakeld (hetzelfde als &K0).
|
\Q1
|
Hiermee wordt de stroombesturing op XON/XOFF ingesteld (hetzelfde als &K4).
|
\Q3
|
RTS/CTS naar DTE (standaardwaarde; hetzelfde als &K3).
|
Met de opdracht AT\Tn wordt de tijdlengte (in minuten) aangegeven dat de modem wacht met het verbreken van de verbinding wanneer er geen gegevens worden verzonden of ontvangen. Deze tijdperiode kan op n = 0 - 255 worden ingesteld. U schakelt de timer uit door 0 in te stellen. U kunt de timer ook opgeven in S-register S30. Deze functie is alleen in de buffermodus van toepassing.
\X0
|
Modem verwerkt XON/XOFF-stroombesturingstekens lokaal (standaardwaarde).
|
\X1
|
Wordt niet ondersteund. Gebruik heeft de melding ERROR tot resultaat.
|
Als er een zwarte lijst wordt gehanteerd, kunt u de opdracht AT%B gebruiken om de nummers weer te geven waarvoor de laatste oproeppogingen in de afgelopen twee uur zijn mislukt. In landen waar het aanleggen van zwarte lijsten niet vereist is, levert deze opdracht de melding ERROR op.
Met de opdracht AT%Cn wordt de werking van de V.42bis- en de MNP klasse 5-gegevenscompressie bepaald. On line wijzigingen treden pas in werking als de verbinding wordt verbroken.
%C0
|
V.42bis/MNP klasse 5-compressie uitgeschakeld (geen gegevenscompressie).
|
%C1
|
MNP klasse 5-compressie ingeschakeld (geen V.42bis).
|
%C2
|
V.42bis-compressie ingeschakeld (geen MNP klasse 5).
|
%C3
|
V.42bis/MNP klasse 5-ingeschakeld (standaardwaarde).
|
Een gegevensoproeptoon is een in V.25 opgegeven toon met een bepaalde frequentie en een bepaald ritme, die het mogelijk maakt onderscheid te maken tussen externe gegevens/fax/stem-oproepen. De frequentie is 1300 Hz, met een ritme van 0,5 seconden aan en 2 seconden uit.
-C0
|
Hiermee wordt de oproeptoon uitgeschakeld (standaardwaarde).
|
-C1
|
Hiermee wordt de oproeptoon ingeschakeld.
|
![]() |
Waarschuwing: Het uitschakelen van de oproeptoon is in een aantal landen niet toegestaan. |
Syntaxis:
|
AT-V.90=<n>
|
AT-V90?
|
|
AT-V90=? |
-V90=0
|
Hiermee schakelt u V.90 uit.
|
-V90=1
|
Hiermee wordt de automatische snelheid (standaardwaarde) van V.90 uitgeschakeld
|
-V90=X
|
Hiermee wordt de stroomafwaartse snelheid bepaald.
|
Waarden van X
|
|
"AT-V90=X"
|
Stroomafwaartse snelheid
|
0
|
V.90 uitgeschakeld
|
1 | Automatische snelheid (standaardwaarde) |
2 | 28000 kbps |
3 | 29333 kbps |
4 | 30666 kbps |
5 | 32000 kbps |
6 | 33333 kbps |
7 | 34666 kbps |
8 | 36000 kbps |
9 | 37333 kbps |
10 | 38666 kbps |
11 | 40000 kbps |
12 | 41333 kbps |
13 | 42666 kbps |
14 | 44000 kbps |
15 | 45333 kbps |
16 | 46666 kbps |
17 | 48000 kbps |
18 | 49333 kbps |
19 | 50666 kbps |
20 | 52000 kbps |
21 | 53333 kbps |
Syntaxis:
|
AT+GCI=
|
AT+GCI?
|
|
AT+GCI=?
|
![]() |
Opmerking: U kunt het best het hulpprogramma CountrySelect van Xircom gebruiken om de landparameters voor modemgesprekken in te stellen. U kunt het hulpprogramma CountrySelect na installatie openen in Start > Programma's > Xircom Utilities. Niet alle landen in de onderstaande lijst worden door alle producten ondersteund. Gebruik het hulpprogramma CountrySelect van Xircom of gebruik de opdracht AT+CGI=? om te bepalen welke landen worden ondersteund. De opdracht AT+CGI=? antwoord met de T.35-codes voor de landen die worden ondersteund. |
Land
|
<T.35-code
|
Land
|
<T.35-code
|
Australië
|
09
|
Luxemburg
|
69 |
Oostenrijk
|
0A
|
Japan
|
00 |
Barbados
|
0E
|
Korea |
61 |
België
|
0F | Maleisië
|
6C |
Canada
|
20 | Nederland
|
7B |
Republiek Tsjechië
|
2E | Nieuw-Zeeland |
7E |
China
|
26 | Noorwegen
|
82 |
Denemarken
|
31 | Polen
|
8A |
Finland
|
3C | Portugal
|
8B |
Frankrijk
|
3D | Republiek Slowakije
|
2E |
Duitsland
|
04 | Zuid-Afrika
|
9F |
Griekenland
|
46 | Singapore
|
9C |
Guam
|
48 | Spanje
|
A0 |
Hongarije
|
51 | Zweden
|
A5 |
Hong Kong
|
50 | Zwitserland
|
A6 |
IJsland
|
52 | Taiwan
|
FE |
Indonesië
|
54 | Thailand
|
A9 |
Ierland
|
57 | Verenigd Koninkrijk
|
B4 |
Italië
|
59 | Verenigde Staten
|
B5 |
De parameter AT+MS bestuurt de gegevensmodulaties en de bitsnelheden die tussen een plaatselijke en een externe modem kunnen worden overeengekomen. Bij deze parameter kunnen vier subparameters worden gebruikt.
Syntaxis:
|
AT+MS=
|
AT+MS?
|
|
AT+MS=?
|
+MS?
|
Rapporteert de huidige instellingen van subparameters
|
+MS=?
|
Hiermee geeft u voor elke subparameter het bereik aan geldige waarden weer
|
<draaggolf>
|
Hiermee geeft u de modulatie op die bij het openen of beantwoorden van een verbinding bij voorkeur moet worden gebruikt. De subparameter
|
Voor
V21 ITU-T V.21 (300bps)
V22 ITU-T V.22 (1200bps) V22B ITU-T V.22bis (2400bps) V23C ITU-T V.23 met constante draaggolf (1200/75 or 75/1200bps) V32 ITU-T V.32 (4800 of 9600bps) V32B ITU-T V.32bis (4800 - 19200bps) V34 ITU-T V.34 (2400 - 33600bps) K56 Lucent/Rockwell K56flex (32000 - 56000bps). V90C of V90 (28000 - 56000bps). |
|
<automodus>
|
In - of uitschakelen van het overeenkomen van een alternatieve
|
Voor 0 uitgeschakeld. Modem verbreekt de verbinding als deze niet in staat is verbinding te maken met de opgegeven
1 Ingeschakeld (standaardwaarde). Als de opgegeven |
|
<min_snelheid>
|
Hiermee wordt de laagste bitsnelheid opgegeven waarmee de modem een verbinding mag maken. (Deze waarde is voor de Xircom-modem op nul vastgezet.)
|
<max_rx_snelheid>
|
Hiermee wordt de hoogste bitsnelheid opgegeven waarmee de modem een verbinding mag maken. Voor modulaties waarbij alleen een vaste bitsnelheid wordt ondersteund (zoals V.22bis) heeft
Als de instelling van de
|